30 Avenue Montaigne
Treed binnen in de 30 Avenue Montaigne, deze “drukke, kleine bijenkorf” waar 75 jaar geleden de Christian Dior-legende werd geboren!
Bij de opening in 1946, beschikte het modehuis Christian Dior over slechts drie ateliers: twee “flou” en één “tailoring”. Na het succes van zijn eerste collectie, gepresenteerd op 12 februari 1947, creëerde de couturier onmiddellijk twee extra ruimtes om tegemoet te kunnen komen aan de talrijke bestellingen. Het jaar daarna werd met toestemming van de eigenaar van het modehuis, Marcel Boussac, een zeven verdiepingen tellend gebouw achter de binnenplaats gebouwd, op de plaats waar de stallen hadden gestaan om meer ateliers onder te brengen. In 1952 werden meer ateliers ingericht boven de studio aan 13, rue François Ier.
In deze ateliers, waar tussen de 20 en 40 mensen werkten, die slechts drie naaimachines moesten delen, was hiërarchie zeer belangrijk. In een artikel over het modehuis Dior in L’Express in 1956, werd uitgelegd dat ieder atelier beschikte over een première coupeuse en twee secondes, uit gekwalificeerde premières mains, gekwalificeerde secondes mains, beginnende secondes mains, petites mains en tenslotte leerlingen. Stages duurden drie en een half jaar, waarbinnen de leerlingen het coupeuseberoep leerden, maar ook hulpjes waren die klusjes deden voor de verschillende afdelingen en vooral van en naar het magazijn renden.
Coupeuses werken aan een petticoat voor een baljurk, circa 1950.
De Parijse superioriteit over de rest van de wereld kwam naar voren in de kwaliteit van het vakmanschap. Christian Dior was zich hiervan ten volle bewust toen hij schreef dat “we de tradities in stand moeten houden om ze door te kunnen geven aan de volgende generaties, […] deze tradities zijn onze luxe en het hart van onze beschaving.”
De ateliers van een modehuis zijn onderverdeeld in twee types: aan de ene kant creëert de “flou” de soepele ontwerpen in lichte stoffen, zoals verfijnde blouses of jurken; aan de andere kant vervaardigt de “tailoring” meer gestructureerde kleding, zoals pakken en jassen. Deze technische onderscheiding is een van de fundamenten van Haute Couture.
Voorbereiding van de Herfst-Winter 1950 Haute Couture-collectie in Christian Dior Ateliers.
De ateliers waren volgens Christian Dior echte “code-ontcijferaars”, die de precieze bedoelingen van de schetsen van de ontwerper in toile en vervolgens in stof wisten te interpreteren. In het modehuis was een drukte van belang. Een collectie van zo’n 180 prototypes moest in minder dan anderhalve maand worden gecreëerd om te worden getoond op de data die door de Chambre Syndicale de la Haute Couture waren vastgesteld.
Zo, schreef Christian Dior, hebben de “duizend handen die vormen, knippen, in elkaar zetten, passen, naaien, topstiksel, alles wat ik heb gevoeld en gewenst”, hun vak uitgeoefend. De ateliers van het modehuis voeren tot vandaag de dag zijn wensen uit, als bewaarders en beoefenaars van een uitzonderlijke knowhow.
Een coupeuse werkt aan een avondjurk, circa 1950.
“Sprookjes zijn vol jurken: jurken in de kleur van tijd; een jurk met de tint van de maan. De Franse Haute Couture is dit nooit vergeten”, schreef journalist Louise de Vilmorin in 1945, in een artikel met als titel Modes nouvelles, bonnes Nouvelles (“Good News, Good Fashion”). “En is het niet vanzelfsprekend dat de werksters sprookjesvingers hebben om deze sprookjes te creëren? Het is dankzij hun inspanningen, hun gevoeligheid en hun moed dat onze dromen uitkomen.”
Alle coupeuses van het atelier werken aan de Amérique baljurk voor de Haute Couture Herfst-Winter 1950-collectie.
Treed binnen in de 30 Avenue Montaigne, deze “drukke, kleine bijenkorf” waar 75 jaar geleden de Christian Dior-legende werd geboren!